Zwitserse Witte Herder Kennel van de Banjou Burght

Het ras

 

De Zwitserse Witte Herder en de (witte) Duitse Herder hebben dezelfde voorouders. Een stukje geschiedenis zal dat duidelijk maken.
  
Eind 1800 waren er vele soorten herdershonden in Europa. De belangrijkste hond in deze geschiedenis is de witte herdershond “Greiff”. Uit deze hond werden zowel gekleurde als witte nakomelingen gefokt. Een (gekleurde) kleinzoon van deze Greiff werd gekocht door fokker Von Stephanitz. Hij noemde de hond “Horand von Grafrath”. Deze Von Stephanitz zag in Horand zoveel goede eigenschappen dat hij besloot samen met zijn vriend Meyer een nieuwe rasstandaard op te zetten. Die van de toekomstige Duitse Herder.
  
In april 1899 richtte hij daarvoor “der Verein für Deutsche Schäferhunden“ op.
Zijn hond Horand werd de eerste geregistreerde Duitse Herder. Belangrijk hierbij is vooral dat de stamvader van de Duitse Herder Horand, de witte herder Greiff als voorvader had. De Duitse Herder werd wereldwijd populair. Wit maar ook zwart waren echter niet gewenste kleuren. Er kwam (in Europa) zelfs een fokverbod voor de witte herdershonden. Veel van deze witte herdershonden werden geëxporteerd, o.a. naar Noord-Amerika waar men juist erg gecharmeerd was van de witte herder pups.
De Amerikaanse fokster Ann Tracy besloot zelfs de witte pups te gebruiken om een eigen witte bloedlijn op te zetten. In 1917 werden de eerste pups uit haar fokkerij bij de Amerikaanse Kennelclub geregistreerd.
  
Pas in de jaren ‘80 kwamen Witte Herder pups weer terug in Europa.
In 1985 kochten verschillende Nederlandse fokkers Witte Herder pups uit Duitsland en Noord-Amerika. Het ras deed zijn intrede in Nederland. In 1986 werd het eerste nestje geboren. Begin jaren ‘90 werd de Witte Herder door de Raad van Beheer geregistreerd als ras in opbouw onder de (foutieve) benaming Amerikaans- Canadese Witte Herder. Dit werd later bij de nationale erkenning rechtgezet. Vanaf dat moment vond registratie plaats onder de naam Witte Herder.
  
Vanaf 1 mei 1999 heeft Nederland als land het ras erkend. Net zoals de landen Denemarken, Tsjechië, Oostenrijk, Zwitserland, Noorwegen, Zweden en Zuid-Afrika.
Dit betekent dat Witte Herder pups geboren in deze landen, ingeschreven worden door een FCI internationaal erkend bureau, zoals in Nederland de Raad van Beheer.
De inschrijving gebeurt in een “Voorlopig Register” (VR). Een paar jaar later blijken er genoeg bloedlijnen te zijn om ingeschreven te worden in het stamboek.
 
DE WITTE HERDER ERKEND
Op 20 december 2002 heeft de FCI de Internationale erkenning van de Witte Herder officieel bevestigd. De officiële benaming van het ras is: BERGER BLANC SUISSE. Standaard Nummer: 347 FCI Rasstandaard 2002
De erkenning van de Witte herder gaat officieel in op 1 januari 2003. In Nederland heeft de Raad v Beheer gekozen voor de Engelstalige benaming White Swiss Shepherd Dog. Alle puppen die na 1 januari worden geboren zullen geregistreerd worden in Bijlage 0. Kampioenschappen kunnen pas verkregen worden met honden geregistreerd in Bijlage 1.
Vanaf 1 januari 2003 is het een feit. De eerste Zwitserse Witte Herder met een officiële stamboom is daar. Hij staat ingeschreven in de “Bijlage G-0”. Vanaf dit moment is de Zwitserse Witte Herder een officieel ras en in het bezit van een officiële stamboom.

 

Rasstandaard

 

ZWITSERSE WITTE HERDERSHOND
(Berger Blanc Suisse – White Swiss Shepherd Dog)
Oorsprong en datum van publicatie van de huidige rasstandaard:
FCI erkende rasstandaard van18 december 2002. Internationaal aangenomen op 1 januari 2003. 
 
Nederlandse vertaling vanuit de originele Franse versie: Ruut Tilstra, Jan de Gids
  
LAND VAN OORSPRONG: Zwitserland
 
Datum van Publicatie van de geldende originele standaard: 26-11-2002
 
Gebruiksdoel:
Familie- en gebruikshond met uitgesproken liefde voor kinderen, een oplettende waker, een opgewekte en gemakkelijk lerende werkhond. 
 
Classificatie F.C.I. : Rasgroep 1. Herdershonden en veedrijvers (met uitsluiting van de Zwitserse Sennenhonden). Geen werkproef.
 
Algemene verschijning:
Een krachtige, goed bespierde middelgrote stok- of langstokharige herdershond met staande oren, van rechthoekig formaat, middelzwaar beendergestel en een elegant en harmonieus silhouet. 
  
Belangrijke verhouding/formaat:
- Middellang rechthoekig formaat. De verhouding van de lichaamslengte (gemeten vanaf het  borstbeen tot het zitbeen) en de schofthoogte bedraagt 12 : 10.
 · De afstand van de stop tot aan de neusspiegel overtreft die van de stop tot aan de achterhoofdsknobbel in geringe mate.
 
Gedrag en karakter:
Temperamentvol zonder nervositeit, opmerkzaam en waakzaam, soms enigszins gereserveerd tegenover vreemden, echter nooit angstig of agressief.
 
Exterieur
  
Hoofd:
Krachtig, droog en slank besneden, in goede verhouding tot het lichaam staand.
Van boven en opzij gezien wigvormig.
Bovenbelijning van schedel en snuit lopen evenwijdig. 
 
Schedel: 
Schedel: Flauw gewelfd, met nauwelijks aanwezige middengroef.
Stop: Zacht verlopend, doch duidelijk zichtbaar.
 
Gezicht:
Neusspiegel: middelgroot. Zwart gewenst, een lichtere neus en/of een wisselneus is toegestaan.
Snuit: Krachtig en middellang in verhouding tot de schedel. Neusrug en onderkaakbelijning zijn recht, naar de neus toe licht samenlopend.
Lippen: Strak, goed gesloten, bij voorkeur zo zwart mogelijk.
Gebit: Krachtig en volledig schaargebit, waarbij de tanden loodrecht in de kaak moeten staan.
Ogen: Middelgroot, amandelvormig, licht schuin geplaatst. De kleur is donkerbruin tot zwart, goed aanliggende oogranden bij voorkeur zwart.
Oren: Hoog aangezette, goed rechtop gedragen evenwijdig en goed naar vorengerichte grote staande oren in de vorm van een langgerekte van boven licht afgeronde driehoek
 
Hals:
Middellang en goed gespierd, harmonieus verlopend in het lichaam, zonder keelhuid; de elegante neklijn verloopt zonder onderbreking vanaf het matig hoog gedragen hoofd tot de schoft.
 
Lichaam:
Lichaam: Krachtig, goed bespierd, middellang.
Schoft: Benadrukt.
Rug: Horizontaal, vast.
Lendenen: Sterk bespierd.
Kruis: Lang en van gemiddelde breedte, vanaf de aanzet helt hij geleidelijk naar de staartwortel.
Borst: Niet te breed, diep tot aan de ellebogen reikend, hij beslaat ongeveer de halve schofthoogte.
Ovale en ver naar achter reikende borstkas. Duidelijke voorborst.
Buik en flanken: Slanke, stevige flanken. De buiklijn verloopt licht naar boven. 
 
Staart:
Rondom vol behaarde sabelstaart die naar de punt toe smaller wordt. Nogal laag aangezet en tenminste reikend tot aan het spronggewricht, in rust hangend of het onderste eenderde deel licht opgebogen, als de hond alert is wordt hij hoger gedragen, maar nooit hoger dan de ruglijn.
 
Ledematen: Krachtig, pezig, middelzwaar
Voorhand: In front gezien recht en matig breed, van opzij gezien goed gehoekt.
Schouder: Lang en goed schuin gesteld schouderblad, goede hoeking, de gehele schouderpartij goed gespierd.
Opperarm: Voldoende lang, sterk bespierd.
Ellebogen: Goed aangesloten.
Onderarm: lang, recht en droog.
Middenvoorvoet: Stevig en licht schuin gesteld.
Achterhand: Van achter gezien recht en evenwijdig, niet te breed staand, van opzij gezien goed gehoekt.
Dijbeen: Middellang met sterke bespiering.
Onderbeen: Middellang, schuin gesteld met stevige botten en goed bespierd.
Spronggewicht: Krachtig, goed gehoekt.
Middenachtervoet: Middellang, recht en pezig. Wolfsklauwtjes moeten verwijderd (met uitzondering in die landen waar verwijdering van de wolfsklauwtjes verboden is).
Voeten: Ovaal, achter iets langer dan voor, tenen dicht sluitend en goed gewelfd. Stevige, zwarte voetzolen; donkere nagels gewenst
 
Gangwerk: Regelmatige gangen, vrij en volhardend: lange passen en krachtige stuwing; tijdens de draf is de beweging uitgrijpend en vlot.
 
Huid: Zonder rimpelvorming en donker gepigmenteerd. 
  
Vacht: Middellang, dicht, goed aanliggend stok- of langstokhaar, overvloedige ondervacht, dichte rechte dekvacht, recht stekelhaar. Snuit, gezicht, oren en voorzijde van de benen zijn wat korter behaard, nek en achterzijde van de benen zijn iets langer behaard. Licht golvend maar hard haar is toegestaan.
 
Kleur: Wit.
  
Maat en gewicht:
schofthoogte en gewicht:
Reuen: 60-66 cm - ca.30-40 kg.
Teven: 55-61 cm - ca. 25-35 kg.
Rastypische honden mogen wegens een lichte onder- of bovenmaat niet worden gediskwalificeerd
  
Fouten:
Elke afwijking van voorgenoemde punten is als fout te beschouwen waarvan waardering in verhouding staat tot de mate van afwijking.
Lichte fouten:
- Lichte wildkleur (zwakke gelige of bruinrode gloed) aan oorpunten, rug of op de staart.
- Vlekkerig pigmentverlies op de neus, lipranden en/of oogranden.
  
Zware fouten:
- Plompe verschijning, vierkant gebouwd (te kort).
- Onvoldoende geslachtskenmerken bij reuen en teven.
- Het ontbreken van meerdere gebitselementen dan ten hoogste twee P1. 
De M3 wordt buiten beschouwing gelaten
 - Hangoren, tiporen, knoporen.
 - Sterk aflopende ruglijn.
 - Ringstaart, knikstaart, haakstaart, op de rug gedragen staart.
 - Zacht dekhaar, zijdeachtig, wollig, gekruld, niet goed tegen het lichaam aanliggend haar; uitgesproken langhaar zonder ondervacht.
 · duidelijke wildkleur (geelachtige of bruinrode gloed) aan oorpunten, rug en bovenzijde staart.
  
Diskwalificerende fouten:
- Angstige honden, agressieve honden.
- Eén of beide ogen blauw, uitpuilende ogen.
- Entropion, ectropion, uitpuilend oog.
- Ondervoorbeet, bovenvoorbeet, scheefstaande snijtanden.
- Volledig pigmentverlies van de neusspiegel, lipranden en/of oogranden.
- Volledig pigmentverlies van de huid en voetzolen.
- Albinisme.
  
N.B. Reuen moeten in het bezit zijn van twee normaal ontwikkelde testikels, die volledig zijn ingedaald in het scrotum.

|